12. De cliënt en zijn netwerk

12 De cliënt en zijn netwerk

Bij Begeleid Werken voert de cliënt in principe zelf de regie: wat wil hij, waar droomt hij van, waar wil hij voor gaan? In de huidige zorgsector is de cliënt altijd de zorgvrager, maar niet altijd de regisseur of de budgethouder. Het netwerk komt dan in beeld.  

Meestal zijn de cliënt en zijn netwerk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daardoor komt, samen met de cliënt, ook het netwerk in contact met Begeleid Werken. Dat netwerk kan bestaan uit ouders en/of familieleden, vrienden, hulpverleners en vertrouwenspersonen.

Het netwerk bepaalt waarom de cliënt sommige dingen wel en andere niet zal doen. Hij heeft het netwerk nodig voor praktische hulp, als steun en toeverlaat, als vangnet. De jobcoach kan en mag daar niet omheen. Het is in het belang van de cliënt dat de jobcoach het netwerk een rechtmatige plaats laat innemen in het geheel van Begeleid Werken.

In veel gevallen werkt het netwerk ondersteunend voor de cliënt én voor de jobcoach, maar soms verschillen de belangen en verloopt de samenwerking eerder moeizaam. Het is aan de jobcoach om het juiste evenwicht te vinden.

De benadering van meerzijdige partijdigheid, uitgewerkt door de Hongaars-Amerikaanse relatietherapeut Ivan Boszormenyi-Nagy (1920-2007), kan helpen. Het laat de jobcoach toe om het met alle partijen eens te zijn, zonder partij te kiezen.

1. Kenmerken van meerzijdige partijdigheid

De jobcoach helpt zijn cliënt niet door zich partijdig op te stellen tegenover het netwerk (bv. de ouders als tegenstander, als remmende factor). Een dominante en belerende houding werkt meestal averechts. Daardoor ontstaan conflicten of worden bestaande spanningen ver-sterkt.

Als de jobcoach respect opbrengt voor de positie van zowel cliënt als netwerk, dan worden de juiste omstandigheden gecreëerd waarbinnen er kan gewerkt worden.

Dat respect vertaalt zich door:

• Te communiceren met iedereen in het netwerk. De jobcoach praat en luistert naar iedereen, hij hoort de ongerustheid en leert wat iedereen belangrijk vindt bij Begeleid Werken. Hij kan misverstanden vermijden of oplossen en hij leert bij. Het vertrouwen groeit. De deskundigheid van het netwerk wordt gelijkwaardig naast die van de cliënt en van de jobcoach geplaatst. Zo vergroot de kans dat Begeleid Werken een gedragen project wordt en dat de cliënt ervaart dat hij niet alleen op de jobcoach zal moeten terugvallen. Uiteraard komt de jobcoach ook netwerken tegen die zo bepalend zijn dat de cliënt, samen met zijn droom, helemaal naar de achtergrond ver-dwijnt. Luisteren naar iedereen houdt in dat ook door iedereen geluisterd wordt naar wat belangrijk is voor de cliënt.

• Schade te voorkomen bij de verschillende partners van het netwerk, en zeker bij de cliënt. Hij is de begeleidwerker waar het allemaal om draait, maar hij is soms ook de zwakste partner in de onderhandelingen.

• Ervan uit te gaan dat herstel mogelijk is. Ook als er iets fout loopt bij gemaakte afspraken, blijft het belangrijk om het uit te praten. Op die manier kan de jobcoach verder werken.

• Te kijken naar de toekomst. Hoe kunnen de verschillende meningen in het netwerk met elkaar verzoend worden? Welke afspraken moeten gemaakt worden op korte en lange termijn? Wanneer kan gekeken worden of die afspraken nog voor iedereen werken? Het kan niet genoeg herhaald worden: de jobcoach, als professional, moet het klimaat scheppen waarin alle partners uit het netwerk bereid zijn om samen met de cliënt en de jobcoach tot een oplossing te komen, of ernaar te blijven zoeken.

2. Onderstromen bij verschil in belangen

Bij verschillende belangen spelen steeds twee elementen: datgene waar het over gaat én de relatie tussen de verschillende betrokkenen. Er zijn in relaties tussen mensen altijd onderstromen die een rol spelen in de wijze waarop ze op elkaar reageren. Die onderstromen kunnen heel sterk zijn en losstaan van Begeleid Werken, maar toch een grote impact hebben.

Er is een verschil tussen horizontale relaties (partners, vrienden, vertrouwenspersonen, hulpverleners) en verticale relaties (bloedverwantschap). Jobcoaches en andere hulpverleners bouwen, door vertrouwen te geven, horizontale relaties op met hun cliënten. Naarmate het vertrouwen groeit, groeien ook de mogelijkheden van de cliënt en bereikt hij een hoger niveau van zelfstandigheid en volwassenheid.

Bij verticale relaties (bloedverwantschap) is er per definitie een onevenwicht tussen het kind en zijn ouders. Dat is de motor van de loyauteit. Kinderen zijn onlosmakelijk verbonden met hun ouders. Ex-kind of ex-ouder worden kan niet, ex-hulpverlener wel. Kinderen blijven loyaal ten opzichte van beide ouders en gaan daar heel ver in. Die loyauteit speelt altijd, ook al is ze onzichtbaar of beweren cliënten iets helemaal anders.

Bij broers en zussen zijn de horizontale en verticale relaties een stuk met elkaar verweven: ze hebben een gemeenschappelijke geschiedenis en bouwen zo naast de horizontale ook verticale relaties met elkaar op.

Mensen zijn altijd op zoek naar een rechtvaardige balans tussen geven en nemen. Is dit evenwicht verstoord of wordt het als onrechtvaardig ervaren, dan moet de jobcoach op zoek naar patronen om alles beter te begrijpen, om een haalbare oplossing te vinden voor het verschil in belangen. De jobcoach kan niets aan de patronen doen, maar hij kan wel kennis opdoen over de wijze waarop ze de onderlinge communicatie bepalen en het gesprek beïnvloeden.

3. Hulpmiddel

Het netwerk schematisch voorstellen brengt alle betrokken partijen in beeld, zowel de feitelijke gezins- en familierelaties (ouders, broers, zussen, grootouders) als de externe relaties van de cliënt (vrienden, vrijetijdscontacten, begeleiders). Door het netwerk samen met de cliënt uit te tekenen, krijgt de jobcoach een beter zicht op de onderlinge relaties binnen het netwerk. De cliënt bepaalt zelf wie hij dicht bij zichzelf plaatst en wie hij eerder een plaats verder van zich weg geeft. Dat is uiteraard delicaat, subjectief en steeds een momentopname. Verhoudingen tussen mensen en de onderlinge relaties kunnen altijd veranderen.

4. Meerzijdige partijdigheid als basishouding

Een jobcoach is ook maar een mens en zal, vanuit zijn eigen achtergrond of referentiekader, sneller geneigd zijn het eens te zijn met de ene persoon dan met een andere; of om sneller geërgerd door of boos te worden op iemand. Soms klikt het met de ene cliënt beter dan met andere of is er minder aansluiting bij iemand uit het netwerk van de cliënt. Een jobcoach moet zich bewust zijn van zijn eigen opstelling, en dit ook bewust hanteren in zijn werk.  

De meerzijdige partijdigheid is een houding die minder spontaan is dan partijdigheid. De jobcoach kan zich trainen in deze opstelling. Het is immers zijn taak om een atmosfeer van gelijkwaardigheid in het gesprek binnen te brengen. Werkpunten in meerzijdige partijdigheid zijn:

• Echtheid, integriteit en authenticiteit: De jobcoach mag zich niet achter een façade ver-schuilen. Hij moet doen en zeggen wat hij denkt of voelt. Hij mag zich niet alleen open-stellen voor zijn cliënt, maar voor alle betrokken partijen. Dat betekent niet dat de job-coach het met iedereen eens moet zijn. Hij kan dat zelfs uitspreken: de mening van iedereen telt, dus ook die van de jobcoach.

• Respect:. Het diepe respect van de jobcoach voor elke mens staat centraal, ook bij meerzijdige partijdigheid. We gaan uit van de ‘ik-jij’-ontmoeting. De ene kan niet bestaan zonder de andere. Geen jobcoach zonder cliënt, maar ook geen cliënt zonder jobcoach.

• Empathie: De jobcoach probeert zich in te leven in alle betrokkenen, ook in personen die weinig sympathie of zelfs afkeer oproepen. Het gaat er immers om de belangen van iedere betrokkene te onderzoeken. Dat geldt ook voor de belangen van de jobcoach zelf of van zijn werkplek.

• Verwachting: De anderen tegemoet treden met vertrouwen en geloof zet aan tot positieve keuzes. De jobcoach straalt de overtuiging uit dat alle betrokken partijen in staat zijn elkaar te begrijpen, te aanvaarden en desnoods te gedogen. De jobcoach spreekt de verwachting uit dat de verschillende partijen iets voor elkaar willen doen.

• Timing: Soms is het belangrijk goed te managen in welke volgorde met wie waarover gesproken wordt.  Het gaat er niet om dat alle betrokkenen precies evenveel tijd en aan-dacht krijgen, maar er moet wel aandacht voor iedereen zijn.  Voorrang wordt gegeven aan degene die het moeilijk heeft of het meest gekwetst lijkt – en dat is niet altijd de cliënt.

5. Vuistregels voor het scheppen van een veilig kader

• De jobcoach bewaakt het proces en geeft de procedures aan. Een jobcoach gaat een engagement voor een proces aan, maar mag zich niet vastpinnen op een resultaats-verbintenis. Het eindresultaat is wat de betrokkenen er zelf van maken. De verantwoordelijkheid ligt bij hen en niet bij de jobcoach.

• Een jobcoach is géén therapeut. Een jobcoach helpt mensen om hun situatie hier en nu aan te pakken, met steeds de werksituatie als begin- en eindpunt.  Een therapeut gaat heel wat verder, om mensen vanuit hun verleden hun heden te leren begrijpen en veranderen.

• De jobcoach werkt transparant zodat alle betrokkenen mee zijn in de stappen die gezet worden. Dat creëert vertrouwen. Hij bepaalt het verloop, maar niet de inhoud. Hij houdt rekening met het tempo van de cliënt en zijn omgeving.

• De jobcoach bevraagt alle betrokkenen hoe zij zich voelen en hoe zij de vraag van de cliënt naar Begeleid Werken beleven. De jobcoach vermijdt te vertrekken vanuit bepaalde interpretaties of hypotheses.

• De jobcoach zorgt er voor dat de sfeer positief blijft en hij geeft iedereen erkenning voor zijn aandeel en inbreng. Het helpt de cliënt niet als sommigen zich in de hoek gedrumd voelen of de indruk krijgen dat hun mening er niet toe doet.

• De jobcoach is geen ouder, maar wel een betrokken volwassene: hij spreekt in de ik-persoon en laat de anderen de keuze over wat ze in een bepaalde situatie gaan doen. Zij moeten zelf met een oplossing komen. De ouders moeten een evenwicht vinden tussen hun rol als ouder, als rationele volwassene en als emotioneel betrokken mens.

• Soms vraagt het tijd om door het bos de bomen te zien. Dan relativeert de jobcoach de tijdsdruk en geeft de boodschap om er nog eens over na te denken en er later verder over te praten.

• Soms kunnen belangen voorbijgaan aan de eigen waarden en normen van de jobcoach. Dan is het voor de jobcoach belangrijk dat hij kan terugvallen op anderen en in overleg kan treden.

6. Tot slot

Meerzijdig gerichte partijdigheid is een complexe vaardigheid die de jobcoach kan helpen om zo constructief mogelijk met het netwerk van de cliënt samen te werken. Jobcoaches kunnen deze vaardigheid ontwikkelen. Ze kunnen hun eigen rol, input en vragen in een gesprek op een bewust niveau evalueren.

De andere hoofdstukken uit Aan de slag lees je HIER

Lees het document