6. Van droom naar daad

6. Van droom naar daad

Jonge schoolverlaters hebben meestal grootse dromen over wat ze willen gaan doen in hun leven, en voor jongeren met een beperking is dat niet anders.  Zij zijn hoopvol en ambitieus voor hun toekomst, en willen dat ook op werkvlak waarmaken.  Het is de taak van de jobcoach om samen met de jongere deze droom vorm te geven.  Dat is niet altijd gemakkelijk: vaak is er wel een grote droom, maar geen duidelijk plan of omschrijving.  Voor een jobcoach is het dan een valkuil om te zeggen ‘dat kan niet’: de boodschap die ze al zoveel gehoord hebben.  Een boodschap die dus best vermeden wordt.

De jobcoach neemt voldoende tijd om een persoonlijke (vage) droom scherper te maken, en de cliënt zelf tot de beslissing te laten komen of dit haalbaar is of niet. De jobcoach vertelt niet onmiddellijk dat iets niet haalbaar is, maar zal eerst meegaan in de droom van zijn cliënt. Nadien kunnen jobcoach en cliënt stapsgewijs tot meer realistische verwachtingen komen.

In een eerste gesprek laat de jobcoach zijn cliënt gewoon vertellen: ’wat wil je doen?’. Vaak laat een droom zich in één enkele zin samenvatten: ‘Ik wil graag piloot worden!’ Een goede jobcoach lacht zulke dromen niet weg, maar reist mee in de belevingswereld van zijn cliënt. Hij kijkt onbevangen naar de collectie prentenboeken van vliegtuigen die de cliënt samen wil doorbladeren. Hij laat zich desnoods meesleuren naar de luchthaven, de incheckbalie, de wachtruimte, de vertrekhal. Misschien komt hij wel tot de ontdekking dat zijn cliënt rustig wordt van het turen naar vliegtuigen, maar dat hij eigenlijk helemaal niet zo graag zelf in een vliegtuig zit. Of misschien merkt hij wel dat zijn cliënt gewoon gefascineerd is door (piloten)uniformen. Of misschien valt het hem onderweg op dat die hele vliegtuigpassie een manier is om in die ene winkel te snuisteren waar toevallig ook een computer met gratis internetverbinding in de buurt staat. Zo vindt een goede jobcoach materiaal om mee aan de slag te gaan.

Sommige mensen hebben al vroeg uit een opeenstapeling van faalervaringen de les getrokken dat zij geen recht hebben op een droom.  Als er al een begin van droom is, is er veel weerstand om die te delen met anderen.  Het delen van een droom is niet vanzelfsprekend: het vraagt moed en perspectief om dat deel van jezelf bloot te geven. Een jobcoach moet dit vertrouwen verdienen, en vooral niet beschamen. Het is bij deze mensen géén goed begin om te vragen ‘wat wil je doen?’.  Eerst moet er vertrouwen gewonnen worden.  Het helpt dan om over ‘werksporen’ te praten: wat werk doen je ouders? Welke mensen heb je al ooit aan het werk gezien, en wat denk je daarvan? Het Werksporenboek  en de Arbeidsinteressetest zijn daar een hulpmiddel bij, maar ook praten over hobby’s, TV-programma’s,…

Net zoals bij de meeste mensen, is de Droom vaak heel alledaags en gewoon: men wil een plek waar de mensen vriendelijk zijn, waar men bezig kan zijn en dat bezigzijn als zinnig kan beleven. Als de Grote Droom geen goed uitgangspunt is, moet de jobcoach in het gesprek kunnen omschakelen, en op zoek gaan naar de kleine bouwstenen. Bij deze cliënten ligt de focus vaak minder op hun kunnen, maar is het belangrijker met wie, wanneer, hoe vaak en waar. Wat voor baas heeft de cliënt voor ogen? Wil hij grappige of ernstige collega’s? Wil hij muziek tijdens het werk of absolute stilte? Werkt hij liever met mannen of met vrouwen? Hoe wil hij zich naar het werk verplaatsen en waarom is dat zo? Wil hij een uniform van het bedrijf? De jobcoach zal al zijn gespreksvaardigheden moeten aanwenden om zich een beeld te vormen van zijn cliënt. Een assessment-checklist kan daarbij helpen. Hij zal ook het netwerk bevragen.  Zo vormt zich een profiel van de toekomstige werkplek, zonder dat er uitgesproken wordt of dit een boerderij of een rusthuis moet zijn (op beide plekken wordt de zorgfunctie aangesproken).

Sommige mensen hebben vanuit hun slechte ervaringen een heel extreme verdediging opgebouwd: zij weten vooral heel goed wat ze niet willen, en komen er niet toe om na te denken over wat ze wel willen. Zij komen ‘omdat ze moeten’.  Zij willen geen ruzie met hun ouders, en vermijden ruzie over nietsdoen met een gelaten vraag naar Begeleid Werken. Zij lijken zelf geen vraag te hebben.  Een goede jobcoach gaat echter op zoek naar ‘de vraag achter de vraag’.  Iemand die zich sterk houdt door absoluut niets te willen doen (en dus ook niet te falen), heeft toch een vraag naar het behagen van zijn ouders, en wil daar ook wel ‘iets’ voor doen.  Begeleid Werken is dan een langzaam groeiproces, dat met veel respect voor de persoon en zijn leven opgebouwd moet worden.

Een inkijk geven in zichzelf lukt voor de meeste mensen beter in een vertrouwde omgeving.  Maar soms wil men net weg uit die omgeving: het is belangrijk om de cliënt steeds de keuze te laten maken waar een gesprek doorgaat. Het levert steeds informatie op voor het profiel dat de jobcoach in zijn hoofd opbouwt. Een gesprek op café bij een kop koffie kan voor de ene cliënt de druk van de ketel halen, voor een andere cliënt kan een afspraak op een openbare plaats dan weer heel wat stress betekenen. Wanneer de jobcoach bij de cliënt thuis afspreekt, ziet hij veel. Hoe leeft de cliënt, wat zijn zijn voorkeuren, hoe beweegt hij zich binnen zijn netwerk?  Sommigen willen hun privacy erg bewaken en komen liever naar de dienst toe.  En soms levert een dwaze actie resultaat: ‘rij eens een dag met mij mee, dan gaan we op bezoek bij enkele begeleidwerkers en kan je met hen praten’.

Het is duidelijk dat de overstap van droom naar daad soms heel snel gaat - en soms heel veel tijd vraagt.  Het is belangrijk dat die tijd er ook is, en dat een jobcoach deze assessment goed en betrokken opneemt.  Maar het is even belangrijk om dit af te grenzen: Begeleid Werken is een proces dat on-the-floor gebeurt.  Het vraagt dan evenveel moed van de jobcoach als van de begeleidwerker om het praten te stoppen, en ergens te beginnen zonder helemaal voorbereid te zijn.  De kans op mislukken is dan een beetje groter, de nood aan bijsturing is zeker groter, de opleiding is veel intenser.  En soms is de eerste job maar een leerfase, een tussenstap om uit te vinden wat men écht wil.

De andere hoofdstukken lees je HIER

Lees het document